* HOOFDSTUK 2 *

 

Sarb kijkt naar de ruïnen die door het overwoekerende groen zichtbaar zijn en trekt zijn wenkbrauwen op. " Dit moet een prachtige stad geweest zijn," zegt hij. Alex knikt instemmend. " Zo'n vermoeden heb ik ook," zegt hij. " Ik vraag mij alleen af wie hier gewoond hebben. Als ik die bouwwerken zo bekijk kan ik niet zeggen dat ik ze herken uit de lessen van Dorik." Hij schudt vervolgens zijn hoofd. " Ik begin het vermoeden te krijgen dat wij van hot naar haar gestuurd worden. Als hier antwoorden zijn zullen wij ze waarschijnlijk zelf moeten opgraven. Nu hebben wij niets beters te doen, maar ik vindt toch tot we dit iets nader moeten onderzoeken voordat wij gaan .....graven. Mee eens?" Sarb grinnikt. " Ik sluit mij aan bij wat Alex zegt," zegt hij en klopt de jongen op zijn schouder. " Meester Alex?" vraagt Serdro. Alex kijkt de droïde aan. " Mag ik zo vrij zijn om te vragen wat wij hier doen?" Alex kijkt de droïde aan. " Wil jij daar een eerlijk antwoord op?" vraagt de jongen. " Een eerlijk antwoord heb ik namelijk niet. Ik probeer er zelf achter te komen wat wij hier doen." De jongen schudt zijn hoofd. " Alleen maar omdat een of andere vreemde dame beweert dat ik hier antwoorden zal vinden laat ik mij hier naar toe jagen! Bij de Duizend Sterren! Wordt ik soms gek?" Sarb grijnst breed. " Nee, mijn vriend," zegt hij. " Jij wordt alleen van hot naar haar gestuurd." Alex kijkt de brede Mog-Ur aan. " Leuk, Sarb," zegt hij glim- lachend. " Heel erg leuk." De Mog-Ur grinnikt en haalt zijn schouders op. Alex schudt zijn hoofd. " Laten wij maar eens gaan kijken of hier wat te vinden is," zegt hij. Hij hangt een leren rugzak op zijn rug en gespt een machete aan zijn been vast. Enimara pakt een lange stok met twee handen beet en Sarb houdt zijn Daghanta losjes in zijn rechterhand en een dolk in zijn linker. Alex slaat zijn twee vrienden even gade en schudt vervolgens zijn hoofd. " Iedereen die ons nu ziet denkt waarschijnlijk dat wij rovers zijn," mompelt hij. " Het is oorlog," zeggen Sarb en Enimara tegelijk. Alex grinnikt. " Daar bestaat maar een enkel antwoord op," zegt de jonge Xittaan. " Voorwaarts, mars!"

Alex is blij dat hij de machete heeft meegenomen. De jungle is bijna onbedwingbaar. Naast de dichte begroeiing en de wortelen die op de meest vreemde plekken even boven de grond uitkomen maken het de reizigers niet gemakkelijk. De jongen kapt een liaan weg en het volgende moment beland hij languit in een poel van modder. Alex spuugt wat modder uit en kijkt op naar Enimara die hem glimlachend een hand toesteekt. " Oké," zegt Alex. " Rustpauze!" Hij laat zich door Enimara overeind helpen en zakt vervolgens tegen een boom op de grond. " Ik had me meer moeten inzetten tijdens de conditietraining," zucht Alex en hij kijkt naar Sarb die glimlachend voor hem neerhurkt. De Mog-Ur pakt een buidel van zijn gordel en opent deze. Hij overhandigt de buidel aan Alex. " Drink," zegt Sarb. " Het zal helpen." Alex neemt de buidel aan en ruikt aan de tuit. Hij draait zijn hoofd onmiddellijk weg en trekt zijn neus op. " Wat zit hier in, bij de Duizend Sterren? Wil je mij soms onder valse voorwendselen vergiftigen?" Sarb slaat zijn armen over elkaar en kijkt Alex streng aan. " Ik zei: drink!" Alex kijkt zijn vriend aan en haalt vervolgens zuchtend zijn schouders op. " Goed," mompelt hij. " Als jij erop staat!" De jongen neemt een paar grote slokken en knijpt zijn ogen dicht als het vocht zijn ingewanden in vuur lijkt te zetten. " Wat is dit, in Sheilari's Naam?" hijgt hij. Tranen lopen over zijn wangen en de jongen hapt naar adem. Sarb grijnst. " Het VuurBloed," antwoordt de Mog-Ur en hij klopt Alex op zijn rug. Alex kijkt hem aan en fronst bedenkelijk. " Dat spul waarmee de Mog-Urs hun huisdieren en jachtdieren naar water laten zoeken? Ben ik soms gedegradeerd tot huisdier?" Sarb grijnst breder. " Nee," antwoordt hij. " Je bent een Jachtdier." Alex opent zijn mond om iets te zeggen maar grijnst dan breed. " Mee eens," zegt hij en staat op. Sarb kijkt hem onderzoekend aan en Enimara staat met haar armen onverwelkbaar en met een brede glimlach tegen een boom aangeleund. " Als de twee heren klaar zijn met hun bekvechterij dan zou ik graag verder willen gaan," merkt zij droogjes op. " Ik vermoed dat wij nog veel moeten onderzoeken."

De jungle wordt alsmaar dichter en Alex moet zijn machete vaak gebruiken om door de dichte begroeiing heen te komen. Het liefst zou hij zijn bovenkleding willen uittrekken omdat de hitte bijna ondraagbaar wordt, maar hij weet dat dat een vergissing zou zijn. Binnen een korte tijd zou hij vol met beten van de Mugaran zitten en de jeuk zou hem tot een soort van waanzin drijven. Bovendien waren er hier veel insecten die graag wat bloed van hem zouden drinken als zij dar de kans toe kregen. De jongen blaast vermoeid zijn adem uit en kapt vervolgens een stel lianen weg die hem de weg versperren. Alex's adem stokt en hij blijft verbijsterd staan kijken naar hetgeen wat voor hem ligt. Tussen de woekerende planten liggen honderden witte stenen en een pad van dezelfde witte stenen loopt naar een grote depel die ongetwijfeld ooit wit is geweest maar nu groenig is door het mos wat hier zo weelderig groeit.

Het pad zelf loop omlaag naar een klein dalletje. Langs het pad liggen duizenden brokken van iets wat ongetwijfeld alleen een stad geweest kan zijn. " Bij de Goden!" hijgt Alex. " Ik denk dat jij behoort te zeggen: Voor de Goden," zegt Sarb. De Mog-Ur trekt een stel woekerende planten opzij en onthuld zo een standbeeld van een prachtige vrouw die iets wat op een ster lijkt, in haar hand houdt. Alex slikt en knielt voor het beeld neer. " Sheilari," fluistert hij. " De Godin van de Duizend Sterren." De jongen glijdt voorzichtig met zijn hand over de witte steen en glimlacht. " Ongelofelijk! Dit moet van onschatbare waarde voor het ministerie van geschiedenis zijn." " Als jullie nog een Ministerie voor Geschiedenis hadden," zegt Sarb. Alex zucht en knikt terwijl er een fonkeling van woede in zijn ogen verschijnt. " Inderdaad," zegt hij verbeten. " Als wij nog een ministerie of een Raad hadden!" De jongen staat op. " Ik maak een belofte!" zegt hij. " Vanaf dit moment zal ik vechten tegen diegenen die mijn wereld hebben overgenomen! Niet voor mijzelf maar voor mijn volk! Ik zal de Rasteks hoogst persoonlijk naar de Hellen van Uvanthar jagen en ze dwingen daar voor eeuwig te blijven!" Sarb knikt en balt zijn vuist. " Dnegeth!" Alex kijkt zijn vriend aan. " Dit zal veel erger dan de Dnegeth zijn, mijn vriend! Dit is oorlog zonder genade!" Alex staat op en kijkt nog even naar het beeld alvorens hij met grote stappen wegloopt. Enimara kijkt hem na en zucht vervolgens terwijl Sarb naast haar komt staan. " Onze vriend is woedend," zegt Sarb. " Zal hij rationeel blijven denken?" Enimara haalt haar schouders op en bindt haar lange blonde haren vervolgens in een staart. " Ik weet het niet, Sarb," antwoordt zij. " Maar wat ik wel weet is dat hij niet zal rusten voordat hij zijn wereld heeft terugheroverd op de Rasteks." De jonge Cattricische vrouw kijkt Sarb aan en zucht opnieuw. " Dnegeth!" zegt ze. Enimara legt even een hand op Sarb's brede schouder en loopt vervolgens achter Alex aan. Sarb kijkt naar het beeld en houdt zijn hoofd iets schuin. " Dnegeth!" fluistert hij. " Aié! Dnegeth!" Hij grijnst. " Het zal een glorieuze strijd worden!" roept hij en haast zich vervolgens achter Alex en Enimara aan.

 

Marion Esva knielt neer en houdt een gewonde soldaat een stuk boomschors, gevuld met water, voor. " Hier," zegt zij en laat haar hand achter het hoofd van de soldaat glijden. " Drink!" De soldaat drinkt gulzig en Marion ziet de dankbaarheid in zijn ogen. Ze glimlacht. " Geen dank," zegt ze. Ze streelt een met bloed besmeurde lok zwart haar uit het gezicht van de soldaat weg en staat vervolgens op. Haar ogen vernauwen zich als zij de colonne Rasteksoldaten bij de poorten van het armmoedige kampement ziet en haar vuisten ballen zich. " De vervloekte Bastaarden zijn bang dat wij zullen ontsnappen," zegt iemand. " Dit is al de vierde keer dat zij vandaag de wacht wisselen." Marion kijkt naar de jongeman die achter haar staat. " Luitenant," zegt zij. De jongeman kijkt haar aan en glimlacht verontschuldigend. " Het spijt mij, Consul," zegt hij. " Ik was een van de eerste die hierheen werd gebracht. De naam is Gyzzo. Gyzzo Karron. Ik was gestationeerd op de Callandor. Tenminste...wat er van over was na de aanval. De gehele vloot is afgeslacht in een paar Microns! Ik ben nogal... geërgerd sindsdien." " Is er...is er verraad gepleegd?" vraagt Marion. Gyzzo schudt zijn hoofd. " Nee, Consul," antwoordt hij. " Wij werden alleen volkomen verrast! De Rastekvloot verscheen zonder enige verdere waarschuwing op onze schermen en tegen de tijd dat wij doorhadden dat zij gingen aanvallen was het al te laat." De luitenant zucht diep. " Ik zou graag willen dat er verraad gepleegd was, Consul. Dat zou het een stuk makkelijker maken om iemand te beschuldigen. Nu weet niemand wat er precies gebeurd is en weet niemand wie er schuld heeft." Marion glimlacht verbeten. " Ik wel," zegt zij. "Die vervloekte bastaard Antrax heeft een hoop levens op zijn geweten en ik heb gezworen dat hij zal boeten voor wat hij gedaan heeft!" De kapitein kijkt haar ietwat vragend aan. Marion glimlacht. " Ik dester hoop, luitenant," zegt zij. " Ik zal hoop blijven desteren tot wij vrij zijn of totdat ik sterf!" Gyzzo knikt. " Meer heeft iemand niet nodig om te desteren, Consul," zegt hij. " Ik heb de leiding over meer dan driehonderd man die er net zo over denken als u en ik. Zodra u het zegt zullen wij u bijstaan met alle middelen die u nodig heeft." Marion knikt dankbaar en glimlacht vervolgens grimmig. " Geef mij drie dagen, Luitenant," zegt ze. " Geef me drie dagen waarin ik ongestoord te werk kan gaan en ik beloof u dat wij binnen vijf dagen uit deze hel zullen ontsnappen! En ik beloof u tevens dat er vrij weinig Rasteks zullen kunnen navertellen wat er gebeurt is!" " Ik zal u uw vijf dagen geven, Consul," zegt Gyzzo. " Met de benodigde spullen en wapens. Wij zijn al bezig wapens te maken sinds wij hierheen zijn gebracht en u zult verbaast staan over de vuurkracht die wij hebben weten op te bouwen. Het ziet er allemaal wat primitief uit maar ik verzeker u dat het allemaal zeer effectief zal zijn." " Daar twijfel ik niet aan. Zou u mij achttien stenen kunnen brengen?" Gyzzo fronst. " Achttien stenen, Consul?" Marion glimlacht. " Achttien, Luitenant. U zult wel merken waar ik ze voor nodig heb. Geloof me maar."

 

De stenen Draken lijken op een grimmige manier op hen neer te staren en Alex Esva kijkt op een bijna ietwat uitdagende manier naar hen omhoog. " Goh, wat kijken jullie toch vriendelijk," zegt hij en klopt het meest rechtse beeld op de borst. " Zolang jullie steen blijven mogen jullie van mij zo blijven kijken." Hij schudt zijn hoofd. " Geweldig! Ik loop tegen een beeld te praten! Ik moet echt mijn verstand aan het verliezen zijn." Enimara kijkt naar Sarb die met een bezorgde blik naar zijn vriend staat te kijken. " Waar denk je aan, Sarb?" Sarb kijkt Enimara aan en wenkt haar vervolgens. Hij gaat haar voor naar een enorm hoog beeld dat ooit eens wit geweest moet zijn. Op de grond ligt het hoofd en Sarb wijst ernaar. " Herinnert dat gezicht jou niet aan iemand?" Enimara hurkt neer en houdt haar hoofd schuin. " Bij Tygra!" hijgt ze vervolgens. " Dat is..." Ze zwijgt en kijkt naar Sarb op. De brede Mog-Ur knikt en kijkt naar Alex die uit de waterzak drinkt. " Onze wederzijdige vriend," zegt de Mog-Ur zacht. " Ik ben geen Ziener, Enimara, maar ik denk dat de aanval van de Rasteks niet zomaar is gebeurd. De reden die zij hebben gegeven, als zij al een reden hebben gegeven, is slechts een zeer klein gedeelte van de waarheid." Enimara schudt haar hoofd. " Waar doel jij op, Sarb? Wil jij beweren dat de Rasteks dit alles hebben gedaan om hun handen op Alex te leggen omdat hij op een beeld lijkt?" Sarb fronst even en grijnst dan. Enimara glimlacht. " Je hapt niet?" vraagt ze. " Sarb, er is waarlijk nog hoop voor jou." Enimara zucht vervolgens en kijkt opnieuw naar het beeld. " Ik snap wat jij probeert te zeggen, Sarb. Alex Esva lijkt op de persoon die dit beeld moet voorstellen. Heb jij er ook aan gedacht dat het gewoon stom toeval kan zijn?" Sarb tuit zijn lippen en schudt zijn hoofd. " Mog-Urs geloven niet in toeval!" zegt hij nors. " Toeval is niet mogelijk als Ewarsti zijn hand in het spel heeft!" Enimara schudt haar hoofd. " Wil jij soms beweren dat de Goden hun hand in het spel hebben, Sarb? Ik wist niet dat jij in dat soort inbreng van de Goden geloofde." Sarb glimlacht. " De Goden zijn niet altijd te begrijpen, Enimara. Zij hebben hun handen in vele dingen en zij beïnvloeden vele dingen en vele personen. Ik twijfel er niet aan dat wij hierheen zijn gegaan omdat jouw Goden of Alex's Goden of zelfs mijn Goden dat gewild hebben." " En hoe zit het dan met de Rasteks?" vraagt Alex verbeten. " Zijn zij ook gestuurd door de Goden?" Sarb kijkt Alex aan. " Ik zou willen dat ik daar een antwoord op had, mijn vriend," zegt hij zacht. De grote Mog-Ur legt zijn hand op Alex's schouder en zucht diep. " Hoe het ook zij, Alex. Wij zijn hier en wij leven. Wij zijn vrij en daar moet een reden voor zijn." Alex knikt en zucht diep. " Ik weet de reden, mijn vriend," zegt hij. " Wij zijn vrij zodat wij ons kunnen verzetten tegen de Rasteks! Wij zijn vrij zodat wij Xit kunnen bevrijden van de Rasteks! Ik zweer het op mijn leven dat ik me zal verzetten tegen de Rasteks tot mijn laatste adem uit mijn longen is verdwenen!" " Wat ben jij van plan?" vraagt Sarb. " Ik? Ik ga proberen een leger bij elkaar te krijgen en de Rasteks van Xit af te trappen. En wel zo hard dat wel drie keer moeten nadenken over een poging Xit opnieuw te bezetten! Daarna wil ik kijken waar de Rasteks nog meer hun handen in hebben en hun vuile streken eens en voor altijd afstraffen!" Sarb houdt zijn hoofd schuin. " Dat zijn geen kleinigheden, Alex," zegt hij. " Weet jij zeker dat jij niet iets teveel Horha op de Vorkan neemt?" Alex kijkt Sarb aan en glimlacht op een manier die Sarb's nekharen overeind doen komen. " Heb ik ooit een belofte gemaakt die ik niet ben nagekomen, Sarb?" Sarb schudt zijn hoofd. " Nee, Alex," antwoordt hij. " Dan onthoud goed wat ik net gezegd heb, Sarb. Het is niet alleen Xit die lijdt onder het juk van de Rasteks! Wie weet hoeveel andere werelden er onder hun juk moeten buigen. Wie weet wat voor schade zij op die werelden hebben aangericht en wie weet hoeveel families zij uit elkaar hebben gehaald of hebben verstoord! Ik zal hen stoppen of sterven in een poging hen te stoppen!" Sarb knikt en kijkt naar Enimara. " Steun jij jouw bloedbroeder?" Enimara knikt. " Dit is mijn thuis, Sarb. Ik zal het niet zomaar opgeven zonder er voor gevochten te hebben. Zou jij niet hetzelfde doen voor jouw wereld of voor jouw broeders?" Sarb glimlacht en knikt. " Dat zou ik, Enimara. Jullie Dnegeth zal de mijne zijn!" " Ik dank jou, Sarb," zegt Alex. Sarb glimlacht en legt zijn grote hand op Alex's schouder. " Dank mij niet, mijn vriend. Ik weet dat jij hetzelfde voor mij zou doen." Alex knikt. " Dat zou ik, Sarb." De jongen haalt diep adem en kijkt om zich heen. " Enig idee waar wij moeten beginnen met zoeken?" vraagt hij aan niemand in het bijzonder en krabt zichzelf op zijn achterhoofd. Sarb grijnst. " aten wij het maar meteen groot aanpakken," oppert hij en wijst naar de grote depel. Alex haalt zijn schouders op. " Akkoord," zegt hij en loopt naar voren.

De opening staart hen aan en Alex voelt hoe het zweet hem over zijn rug loopt. Een vreemd gevoel heeft bezit van hem genomen en hij meent zelfs een Mohrhi over een grasstengel te kunnen horen lopen. Enimara houdt hem nauwlettend in de gaten. Ook zij voelt zich vreemd en op een of andere manier weet zij precies hoe Alex zich voelt. Tevens weet zij bijna precies wat hij denkt en aan zijn ogen te zien weet zij ook dat die gevoelens wederzijds zijn. Zij vraagt zich af hoe dat komt. Het is een feit dat zij elkaar buitengewoon goed kennen. Zij zijn tenslotte samen opgegroeid. Maar dit is voor haar iets nieuws. De verhalen van haar moeder steken frequent de kop op. Verhalen over een geheimzinnige Orde die in staat was iedereen te lezen als een open boek, elkaar aan te voelen als waren zij broeders en zusters. Enimara verstijfd en grijpt Alex bij de arm beet. De jongen kijkt haar aan en knikt. " Ik weet het, Kleine," zegt hij. " De Ridders van de Orde van de Draak." Enimara glimlacht en zij voelt zich plots kalm en vertrouwd met de omgeving. " Hoe wist jij dat ik daar aan dacht?" vraagt zij. Alex haalt zijn schouders op. " Dat...dat weet ik niet," antwoordt hij. " Ik...." " Je voelde het?" vraagt Enimara. Alex knikt en schudt vervolgens zijn hoofd. " Wat is dit voor een plek? Wordt ik soms gek? Verlies ik mijn verstand, zoals Dorik altijd heeft beweerd? De Ridders van de Orde van de Draak zijn slechts een legende!" Alex glimlacht en schudt zijn hoofd. " Al kunnen nu wel alle hoop gebruiken die wij kunnen vinden," zegt hij. " Wat maakt het uit of die hoop nu uit een legende komt of uit de ruïne van een of andere verlaten stad? Het kan mij niet schelen of mijn hoop nu gebaseerd is op een Legende of op een oude stad. Hoop doet leven!" De jongen pakt een buidel van zijn gordel af en begint een sigaret te rollen. " Wat zeg ik allemaal?" vraagt hij aan niemand in het bijzonder. " Ben ik nu echt helemaal van deze wereld los geslagen? Ik klink wel als een karakter uit de historische teksten van Dorik!" " Welke van zijn teksten bedoel je, Alex?" vraagt Enimara met een glimlach. Alex kijkt haar fronsend aan. " Weet ik veel! Allemaal?" Enimara glimlacht en Alex steekt zijn sigaret tussen zijn lippen. " Ik weet het niet meer," zucht hij en steekt de sigaret aan. " Ik heb het gevoel dat ik tussen twee verschillende werelden leef. Aan de ene kant de wereld die ik ken en aan de andere kant de nachtmerrie die zich nu afspeelt!" Hij blaast de rook uit en kijkt naar de gapende zwartheid en de prachtige, ooit witte, stenen Draken die de zwartheid omlijnen. De jongen houdt zijn hoofd iets scheef en loopt vervolgens op de Draken af. Hij gaat op zijn tenen staan en haalt met een hand de mos weg van een van de ogen. Een prachtig fonkelende groene robijn wordt zichtbaar. Alex's ogen worden groot en hij knippert verrast met zijn ogen. " Wat in Sheilari's Naam?" zegt hij verrast en het volgende moment stort de jongen tegen de grond. Zijn oren piepen en zijn hoofd lijkt wel met een stalen hamer bewerkt te worden. De jongen schreeuwt het uit en valt dan lang uit achterover. Sarb is meteen bij hem. " Alex?" roept hij. De jongen reageert niet en Sarb kijkt naar Enimara en ziet haar ook tegen de grond storten. " Wat in Ewarsti's Naam?" De Mog-Ur kijkt fronsend naar de lichamen van zijn vrienden en bemerkt de groene gloed die vanonder hun kleren vandaan komt. Sarb zet een stap achteruit en heft zijn Dagantha op. Vervolgens laat hij het wapen weer zakken en knielt neer. " Vader had gelijk," zegt hij en glimlacht. " Zij zijn meer dan zij vermoeden." De Mog-Ur knikt en pakt een zakje uit de gordel om zijn middel. Hij gaat zitten en begint te prevelen terwijl hij over het zakje wrijft.

 

KLIK HIER OM TERUG TE GAAN NAAR DE STARTPAGINA

 

KLIK HIER OM TERUG TE GAAN NAAR DE INHOUDSOPGAVE

 

Klik hier om naar hoofdstuk 3 te gaan