* HOOFDSTUK   DRIE *

 

Het kampvuur knettert en Alex kreunt zachtjes als hij een hand onder zijn hoofd voelt glijden. Hij opent zijn ogen en kijkt recht in de ogen van Sarb. " Hier," zegt de Mog-Ur. " Drink." Alex drinkt gulzig uit de waterzak die Sarb hem aan de lippen houdt en voelt hoe het branderige gevoel in zijn keel gedempt wordt door het koude water. " Blij je weer onder de levenden te zien," zegt Sarb. " Jij weet iemand wel de stuipen op het lijf te jagen." Alex kreunt en sluit zijn ogen weer. " Geloof mij, Sarb. Het was niet mijn bedoeling jullie te laten schrikken," zegt hij schor. Hij kijkt opnieuw om zich heen. " Waar is Enimara?" " Ik ben hier, Alex, antwoordt Enimara. " Wij hebben de ingang gevonden." " Tussen de twee Draken," zegt Alex schor. Sarb houdt zijn hoofd schuin en staart Alex lang aan alvorens hij instemmend knikt. " Ik ben bang dat wij haast zullen moeten maken. Er zijn Rasteka in de buurt." Alex snuift minachtend. " De Rasteks kunnen mij gestolen worden, Sarb! Zij zullen snel genoeg de prijs voor hun lafheid en hun bedrog betalen." Sarb kijkt zijn vriend aan. " En wie zal hen die les leren, Alex? Jij?" Alex haalt zijn schouders op. " Ik zou niet aarzelen," antwoordt hij. " Maar ik ben niet in staat om hen te bestrijden. Zelfs niet met jullie hulp. Nee, zij zullen niet door ons alleen worden bestreden. Niet als ik mijn Visioen mag geloven." Sarb kijkt zijn vriend aan. " Jij hebt een Visioen gehad? Een Blik Op De Toekomst?" Alex knikt. Hij weet dat de Mog-Urs veel waarde hechten aan Visioenen en dat de Visioenen die de Zieners van de Mog-Urs hebben gehad al vaak aanleiding hebben gegeven tot langdurige bloedige oorlogen. Maar de beelden van wat hij gezien heeft hebben hem aan het denken gezet. " Vertel mij wat jij hebt gezien," zegt Sarb. Alex zucht en kijkt zijn vriend aan. " Ik zag een leger van Mythische wezens die aan mijn zijde vochten. Ik zag Draken, Gnomen en Elfen die deden wat ik hen vroeg en zij vormden samen het grootste leger dat ik ooit heb gezien. Samen verdreven wij de Rasteks van Xit en van andere werelden." Alex zucht. " Visioen of niet, Sarb, het is iets wat ik graag tot werkelijkheid zal zien komen!" Sarb legt zijn hand op de schouder van de jongen. " Ooit zal het zover zijn dat wij de Rasteka zullen verjagen, mijn vriend," zegt hij. " Wij zullen hen samen naar de Hellen van Uvanthar jagen! Of het nu met Mythische of gewone personen is, het zal ooit gebeuren. Maar voor nu lijkt het mij het beste om onze sporen te wissen en te verdwijnen zodat de Rasteka ons niet zullen vinden." Alex glimlacht en knikt. " Ik stem daar volledig mee in." " Ik eveneens," zegt Sarb breed grijnzend. " Dan laten wij voort maken en verdwijnen," zegt hij. Sarb staat op en Alex volgt zijn voorbeeld. Enimara pakt een hand vol zand en dooft daarmee het kampvuur. " Laten wij eens gaan kijken," zegt zij.

 

Het vuur van de fakkel flikkert als Alex deze voor de opening houdt. Spinnenwebben vatten knetterend vlam en smeulen razendsnel weg terwijl de spinnen zelf maken dat zij wegkomen. Alex buigt zich voorover en staart naar binnen. Een muffe zure geur prikkelt zijn reukorganen en hij trekt zijn neus op. Vervolgens schudt hij zijn hoofd en kijkt om naar Enimara en Sarb. " Ik wil dat jullie mij iets beloven." Sarb fronst en kijkt naar Enimara die hem op haar beurt bezorgt aankijkt. " En wat moeten wij beloven, Alex?" vraagt Sarb dan. Alex zucht diep. " Als ik mijn verstand verlies dan moeten jullie mij verlaten en naar de bergen gaan. Het DrakenGebergte behuisd twee militaire stations. Daar zullen jullie schepen kunnen vinden en naar Mogurai kunnen gaan." Sarb schudt zijn hoofd. " Ik ben het ermee eens dat dat een goede optie is maar ik vindt heel persoonlijk dat wij jouw volk moeten bevrijden." Alex zucht diep. " Denk jij echt dat wij met ons drieën een kans maken tegen een compleet bewapend Rastekleger, Sarb? Nee! Het is beter om....." Alex kreunt en stort tegen de grond. Zijn fakkel valt op de grond en gloeiende sintels spatten in alle richtingen weg. " Alex!" Enimara knielt naast de jongen

neer en kijkt vervolgens op naar Sarb. " Hij is doorweekt van het zweet," zegt zij zacht. Sarb knielt naast haar neer en legt een hand op Alex's voorhoofd. " Koorts," zegt hij. " Hoge koorts. Als hij niet rust zal hij eraan bezwijken." Enimara valt achterover tegen een muur aan, zwaar hijgend. Sarb kijkt haar aan en Enimara glimlacht zwak. " Het spijt mij, Sarb. Ik heb het ook. Ik heb het tot nu toe verborgen weten te houden. Ik dacht dat ik de enige was." Sarb schudt zijn hoofd. " Trotsheid kan soms nare gevolgen hebben, Enimara." De Mog-Ur overhandigt haar zijn waterzak en wil vervolgens opstaan, maar valt languit voorover. Enimara kijkt naar de Mog-Ur en kijkt vervolgens op en ziet een tengere gestalte in het licht stappen. " Ini Jarahi Si'Tuah-tèh!" Enimara knippert verrast en zinkt vervolgens weg in een diepe zwartheid.

Het flikkerende licht laat Enimara haar ogen dicht knijpen. Ze opent haar mond om iets te zeggen en bemerkt dat zij geboeid is. " Als jij blijft spartelen is het voor mij onmogelijk jou los te maken, Cattriciër," zegt iemand. Enimara kijkt op en ziet een lange tengere gestalte over haar heen gebogen staan. Het eerste wat haar opvalt zijn de goudkleurige ogen en de vreemde vormen van de oren. Om de lippen van de gestalte ligt een geruststellende glimlach. " Wil jij ermee ophouden of wil jij wachten op het losgemaakt worden, Ridder van de Orde van de Draak?" Enimara ontspant zich en de gestalte glimlacht goedkeurend. " Wie..wie zijn jullie?" vraagt Enimara. De gestalte glimlacht. " Een vraag die een antwoordt verdient, Ridder van de Orde van de Draak. Maar het is niet aan mij om de antwoorden op jullie vragen te geven." De gestalte staat op en loopt naar een tafel toe. Enimara ziet het gewaad wat de gestalte aanheeft en is even verrast. " Jij bent een Ithani!" De gestalte glimlacht. " D'Ai Etih. Zeer juist. Jouw moeder kent ons dus nog." " Mijn moeder heeft meer geheimen dan iemand anders die ik ken," zegt Enimara. " Al hoewel ik daar toch sterk aan begin te twijfelen sinds wij uit het Zevende District ontsnapt zijn." Enimara kijkt de gestalte aan. " Waar zijn mijn vrienden?" " Zij zijn veilig en worden verzorgt, Enimara," antwoordt de gestalte. " Alex heeft verzorging nodig. Sarb is degene die het meest gezond leek toen wij Praeltr naderden." " Jouw Mog-Ur vriend heeft net als jij vele lessen nodig. Zijn krachten hebben zich nog niet getoond, maar dat betekent niet dat de krachten er niet zijn." Enimara trekt haar wenkbrauwen op. " Pardon?" De gestalte lacht. " Ik zal proberen het jou uit te leggen. Maar ik zal mij eerst voorstellen. Ik ben Sirhaï K'Ata'Nahan, Zieneres en Magiër." Enimara knikt met gesloten ogen. " Ik wist dat u krachten had," zegt ze. " Ik voelde iets. Iets krachtigs!" " Weet jij hoe het komt dat jij mijn krachten voelde?" vraagt Sirhaï. Enimara kijkt de vrouw aan. " Ik denk van wel. Mijn moeder heeft mij veel verteld over de Oude Krachten. Ik vermoed al lange tijd dat zij krachten bezit en aangezien ik haar dochter ben zal ik ook krachten hebben." " Jouw moeder is een zeer wijze vrouw, Enimara," zegt Sirhaï. " En zij is zeer krachtig. Maar jouw krachten zijn vier maal zo sterk als die van jouw moeder. Dat is de reden waarom jij hier bent, zij het dat jij niet bewust hierheen bent gekomen." " Ik ben bang dat ik het niet met u eens ben," zegt Enimara. " Wij zijn hier omdat wij gevlucht zijn uit het Zevende District." " Gevlucht? Waarom?" " Dat is een lang verhaal en ik ben bang dat ik geen tijd heb om dat uit te leggen." " Tijd heeft men niet, Enimara, tijd maakt men." Enimara zucht. " Tijd hebben wij niet," zegt zij dan. " Tijd is nu net het enige wat wij niet hebben, vrouw!" bijt Enimara Sirhaï toe. Zij blijft zwijgend staan en haar ogen verraden angst en een zweem van paniek. " Het...het spijt mij. Het was niet mijn bedoeling om u zo toe te spreken. Ik...ik ben bezorgt en bang." Sirhaï glimlacht en legt een hand op Enimara's schouder. " Kom," zegt ze. " Ik breng jou naar jouw vrienden."

Sarb gromt vanuit het diepst van zijn keel en zijn gebalde vuisten zorgen ervoor dat de wezens die hem omringen niet dichterbij durven te komen. Voor zijn voeten liggen twee van de wezens bewusteloos op de grond en een andere ligt zwaar hijgend tegen de muur. " Ki Nurhr er Juhrtak Ewarsti, Demorn! Ki servahr Ewarsti erahr Mar Vithark!" " Wie noem jij hier een Demon, Mog-Ur?" vraagt de vrouw die voor hem staat. Sarb grijnst verbeten. " Jullie! Laat mij gaan! Ik moet naar mijn vrienden!" " Het is een waar wonder dat jullie Mog-urs nog in staat zijn te vechten met een instelling zoals jij die hebt. Het verbaast mij dat jij nog in leven bent na zulke woorden tegen jouw vijanden te hebben gebruikt. Jouw vrienden zijn veilig en in orde. Geloof mij of onderga de gevolgen van jouw ongeloof!" Sarb knijpt zijn ogen tot spleetjes en gromt vanuit het diepst van zijn keel. " Wie noem jij hier ongelovig, vrouw? " vraagt hij sissend van woede. " Ik moet naar mijn vrienden! Willen jullie mij tegenhouden? Probeer het en voel de woede van Ewarsti!" " Niemand zal jou tegenhouden, Mog-Ur," zegt de vrouw en zij stapt opzij. " Ben jij bereid te luisteren als jij jouw vrienden hebt gezien?" Sarb kijkt de vrouw aan en zucht vervolgens. " Ja, dat ben ik," zegt hij. " Goed dan," zegt de vrouw. " Volg mij."

Alex houdt zich stil en ontspannen en luistert naar de gesprekken die gevoerd worden in de ruimte waar hij zich bevindt. " Jij wilt beweren dat deze persoon, deze Jirytanuoï, deze sterfelijke, de zoon van Amsir is, Nahal?" " D'Ai Etih," klinkt het antwoordt. " Hij heeft de tekenen op zijn lichaam en het is mij duidelijk dat hij een Ridder van de Orde van de Draak is." " Draagt hij het Oog van de Draak?" " Ik heb zijn persoonlijke bezittingen niet doorzocht, Tarhaï." Er klinkt een zucht. " Ontbloot zijn bovenlijf!" " Geef mij een goede reden waarom ik dat zou moeten doen!" Er valt een ijzige stilte en Alex opent zijn ogen. " Als jullie klaar zijn met het bespreken van wat er met mij moet gebeuren dan zou ik graag opstaan." De gestalte met de witte haren glimlacht en kijkt met opgetrokken wenkbrauwen en een vragende blik naar de jong uitziende vrouw die met grote ogen naar hem staart. " Wie dien jij?" vraagt zij dan op bijtende manier. Alex kijkt haar aan en staat op. " Ik dien de Goden en de Orde van de Draak."

" Jij weet helemaal niets van de Orde van de Draak, Sterfelijke!" snauwt de vrouw hem toe. " En wat maakt jou daar zo zeker van, Ithani?" vraagt Alex. " Wat heeft jou ervan overtuigd dat ik niets afweet van de Grote Oorlogen, de Duistere en van het feit dat alle Ridders van de Orde van de Draak hetzelfde teken dragen als ik draag? Ik weet al sinds ik een klein kind was dat er personen zijn die krachten bezitten die ieders verstand te boven gaan! En ik weet dat mijn ouders eveneens het Teken dragen wat ik bezit!" Alex pakt het leren zakje van zijn borst en opent het. Hij schudt het vervolgens om in zijn hand een klauw van zilver met daarin een groene ronde parel valt in zijn hand. " Het Teken!" zegt Alex. " Het Oog van de Draak! Ara, de Wijze heeft mij als een klein kind al onderwezen in het gebruik van de krachten die ik bezit. Ik heb er voor gekozen die krachten niet openlijk te gebruiken omdat ze personen angst aanjagen. Ik ken de verhalen over de Tijden voor de komst van de Draak! Mensen, Elfen en Draken werden opgejaagd en vermoord omdat zij krachten bezaten die anderen als hekserij beschouwden! Ik ken de verhalen over de Godin wiens tranen de Ogen ven de Draak werden omdat haar man op wrede wijze vermoord werd door de Duistere! Maar waarschijnlijk heb jij gelijk. Ik weet niets!" Alex laat zich op het bed vallen. Hij begint op zijn gemak een sigaret te rollen en steekt deze rustig op met de kaars die naast het bed staat. De vrouw draait zich om en wenkt twee wachters in prachtige fel gekleurde uitrustingen. " Ini-Jarahi Si'Tua-téh Aki ni'Ji S'Dei-Auad'Ra!" Alex trekt zijn wenkbrauwen op en kijkt het wezen met de lange witgrijze haren aan. " Wat is de Hal van Bijeenkomst?"

Sarb kijkt naar Enimara die hem toeknikt. Sarb glimlacht en kijkt om naar het wezen wat hem begeleid. " Wat is dit voor een plek?" Het wezen draait zich om en loopt weg en laat Sarb ietwat verbaast achter. " Vriendelijke kerel," mompelt de verbaasde Mog-Ur. Voor hem strekt zich een enorme grot uit. Overal groeien planten henzelf wat bomen en er klinkt geruis van vallend water. " Laat me raden. Een tuin onder de grond?" vraagt Sarb sceptisch. Enimara schudt haar hoofd. " Ik denk het niet, Sarb. Dit is een wereld onder de grond." " Dit is alles wat de Jirytanuoï ons hebben overgelaten!" klinkt een woedende stem. " En ondanks dat wij hun wereld niet betreden, hebben zij het lef om onze wereld te verstoren en te bevuilen met hun aanwezigheid!" " Wacht eens even!" roept Sarb. " Bevui.." Een scherpe pijn in zijn rug dwingt de Mog-Ur op zijn knieën. Sarb kijkt woedend over zijn schouder. " Doe dat nogmaals en ik zweer het bij Ewarsti dat ik jouw botten breek!" Het wezen laat zijn lans zakken en deinst ietwat achteruit. Sarb gromt woedend en staat weer op. Het wezen heft zijn kin op en kijkt Sarb uitdagend aan. " Artahrji S'Duai Na!" zegt het en de stem klinkt muzikaal en helder. De ogen van het wezen lijken bijna goudachtig te gloeien in het licht wat de ruimte vult. " Ki Servihta Mijirhka!" Sarb grijnst breed en balt zijn vuisten. " Orhon Karihra Rasteka Xit'Rha!" Het wezen glimlacht en schudt het hoofd. " Shanniyi Atyiai Krisyaji!" " Dat is genoeg, E'Yuai! Spreek de taal die wij allemaal kunnen verstaan!" dondert een stem. Het wezen voor Sarb schijnt ineen te krimpen en zet een stap achteruit zonder zijn ogen van Sarb te laten afdwalen. " Zoals u wenst, Oude Wijze," zegt hij en recht zijn schouders. " Maar zij hebben het Verdrag gebroken dat al sinds duizenden jaren in stand is geweest!" " Welk verdrag? Ik ben mij niet bewust van een Verdrag met wezens zoals jij!" Sarb heft zijn hoofd op en kijkt met overelkaar geslagen armen naar de nieuweling die dichterbij komt. " En daar ligt het probleem, Mog-ur! Verdragen die al sinds eonen in stand worden gehouden zijn nu met tientallen tegelijk, gebroken en er staat ons een vreselijke strijd te wachten. Ik ben blij dat jullie hierheen zijn gekomen voordat jullie de controle zijn verloren over jullie Gaven en daarmee ten prooi zouden zijn gevallen aan de Duisteren!" Sarb kijkt het wezen onderzoekend aan. " Waar heb jij het, in de Heilige Naam van Ewarsti, over?" " Ik heb het over de Voorspelling van de Erfgenaam, Mog-Ur," antwoordt het wezen. Enimara's hart slaat een slag over en zij kijkt het wezen met grote ogen aan terwijl haar hand naar het leren koord om haar hals glijdt. " Jij kent de Voorspelling, Catriciër?" Enimara knikt langzaam. " Mijn moeder heeft mij de Voorspelling verteld." Ze schudt haar hoofd. " Ik heb altijd gedacht dat het een manier was om ervoor te zorgen dat ik mijn lessen zou blijven volgen. Ik had er geen flauw idee van dat er waarheden in verborgen zaten." Sarb kijkt Enimara aan, vragend en bezorgt. Enimara glimlacht en legt haar hand op Sarb's onderarm. " Deze wezens, Sarb," zegt zij. " Zij zijn wezens die ik altijd als Legenden heb beschouwd. Zij zijn....Ithani!" Sarb's wenkbrauwen schieten omhoog. " Elfen? De wezens die onze en jullie legenden vullen met voorspellingen en mythische wezens? De Hoeders van de Draghars? Hoe is dat mogelijk? Draken en Elfen bestaan niet!" " Dus volgens jou ben ik een verbeelding? Een illusie?" vraagt het wezen glimlachend. " Het is een illusie dat jullie Jirytanoï denken dat er niet meer dingen zijn dan jullie vermoeden dat er zijn! Jullie zijn degenen die onwetend en blind zijn!" " Pas op jouw woorden, Ithani!" sist Sarb woedend. " Jullie zijn niet degenen die onder beleg zijn! Jullie zijn niet degenen die moeten vluchten! Jullie zijn lafaards! Jullie verschuilen jezelf in eeuwenoude gebouwen en geven niets om wat er in de buitenwereld gebeurt! Jullie zijn degenen die blind zijn en jullie zijn degen die zich afsluiten! Zeg mij dit, Ithani! Hoe voelt het om jouzelf veilig te wanen, terwijl de Xittanen afgeslacht en uitgemoord worden door de vervloekte Rasteka? Jaram Irtak Harantirh!" " Jouw woorden zijn hard en snijden diep, Mog-Ur," zegt iemand. " Maar jij hebt gelijk. Wij hebben ons lang verscholen voor de Xittanen en hun bondgenoten. Maar als ik mijn vermoedens kan bevestigen dan zal het verscholen blijven nu snel een einde vinden." Sarb kijkt om en ziet een lange gestalte staan. Het wezen heeft felle goudkleurige ogen en draagt een blauw gewaad dat de indruk van een hoge status geeft. " En wie ben jij?" vraagt Sarb argwanend. De gestalte glimlacht. " Ki ami'Jiani Nahal, Mog-Ur. Ik ben Nahal K'Ata'Nahan, en ik was Ziener en Magiër aan het Hof van de Grote Amsir Esva." Enimara hapt naar adem en Sarb schudt niet begrijpend zijn hoofd. " U was Amsir's OpperMagiër? Neem mij niet kwalijk maar leefde Amsir niet vijfenzestig miljoen Jartrons geleden?" " Jij kent de verhalen over Amsir, de Draak, Esva?" vraagt Nahal met een glimlach. " Alleen een idioot kent de verhalen over de grootste keizer van Xit niet," zegt Sarb. " Maar je ontwijkt mijn vraag!" Nahal glimlacht. " Wij Ithani, wij Elfen, zijn niet gevoelig voor de Tanden van de Tijd, Mog-Ur. Er zijn velen onder ons die miljoenen Jartrons leven. Dat is ook de reden waarom er velen onder ons zijn die vinden dat de Verdragen gebroken zijn!" " Daar heb je die Verdragen weer," zegt Sarb zuchtend. " Over welke verdragen hebben jullie het in Ewarsti's Naam?"

" Vertel jij het hem, Cattriciër?" vraagt Nahal terwijl hij Enimara aankijkt. " Jij die ook het Oog van de Draak draagt?" Enimara kijkt de grijsaard aan en haar ogen verraden angst en eveneens herkenning. Sarb kijkt fronsend naar haar en stoot haar zachtjes aan. Enimara haalt diep adem. " Alex!" hijgt ze. " Waar is Alex?" Nahal wenkt een stel in rode gewaden gehulde gestalten en glimlacht vervolgens geruststellend. " Jullie vriend is in orde, Cattriciër," zegt hij. " Wees geduldig en jullie zullen hem snel zien." " Vergeef mij mijn onverhulde nieuwsgierigheid," zegt Sarb. " Maar waar zijn wij? Zijn wij nog steeds op Xit?" Nahal knikt. " Ja, Mog-Ur. Jij bent nog steeds op de Groene Wereld." Sarb trekt zijn wenkbrauwen op. " Groene Wereld?" De Mog-Ur schudt zijn hoofd. " Hou op met het spreken in Raadsels, oude man!" bijt hij de Elf dan toe. " Spreek in een taal die iedereen kan verstaan!" Nahal zucht diep. " Jullie zijn op Xit, de Groene Wereld. Zo genoemd door

de Grote Amsir Esva, De Draak." Sarb heft een vinger op en kijkt Nahal aan. " Amsir, De Draak, Esva? Esva? Je hebt toch niet de bedoeling te beweren dat Alex van Amsir's afkomst is, wel?" " Ik wil niets beweren, Mog-Ur," zegt Nahal. " Ik wil het bewijzen!" " Hoe?" vraagt Sarb. " Amsir is al sinds

miljoenen Jartrons dood!" " Dat klopt," zegt Nahal en hij glimlacht triest. " Maar alleen zijn zoon, zijn Erfgenaam zal het Kwaad dat ons allen bedreigt kunnen stoppen!" " Dat klinkt erg cliché, Elf," zegt Sarb. " Misschien wel," zegt Nahal grimmig. " Maar het betekent niet dat het niet de waarheid is! Jullie vriend is een Esva, net als zijn vader en net als zijn moeder." " Zijn vader en zijn moeder?" vraagt Enimara. " Zijn vader is al sinds achttien Jartrons spoorloos verdwenen. Zijn moeder is de Consul en waarschijnlijk in handen van de Rasteks! Alex heeft slechts één ding voor ogen en dat is het bevrijden van zijn moeder en zijn zus. Wij zullen hem daarbij op alle mogelijke wijzen steunen! Als dat betekent dat Alex de Rasteks de Oorlog moet verklaren zal hij daar niet voor terugdeinzen!" Nahal glimlacht geruststellend. " Ik wil hem niet overtuigen om de Rasteks rustig en ongestoord hun gang te laten gaan, Cattriciër," zegt hij. " Ik wil hem ervan overtuigen dat hij bondgenoten heeft, zij het dat zij over heel Xit verspreid zijn. Om zijn doel te bereiken zal hij alle volkeren van Xit moeten herénigen! Maar het belangrijkste is het vinden van de Per'L'Inda!" Sarb schudt vermoeid zijn hoofd. " Dat is de laatste druppel! Legenden die waarheden moeten zijn? Doe mij een lol!" " Laat hem uitspreken, Sarb," zegt Enimara rustig. " Wat is er verkeerd aan luisteren? Wij kunnen altijd achteraf nog besluiten of wij hem geloven." Sarb haalt zijn schouders op en begint zijn pijp te stoppen. " Goed," zegt hij nukkig. " Maar ik zou graag willen weten waar hij zijn zogenaamde waarheden vandaan haalt." " Het is een lang verhaal, Mog-Ur. Ben jij geduldig genoeg om te luisteren?"

Sarb grijnst breed en blaast vervolgens een wolk rook uit. " In tegenstelling tot velen van mijn volk ben ik een zeer geduldig type." Nahal knikt. " Zoals jij wenst, Mog-Ur. Vertel mij eerst wat jij weet over het Oog van de Draak." Sarb fronst diep. " Om heel eerlijk te zijn...niets," antwoordt hij. " Ik heb er wel eens van gehoord, maar ik heb het nog nooit gezien. Ik vermoed dat er vele Dragers zijn. Ik weet dat de Dragers over krachten bezitten die ieders verstand te boven gaan." Nahal fronst bedenkelijk. " Dat is een wel heel erg beknopte uitleg van de Gave," zegt de Elf. " De Gave zit iemand vanaf de geboorte al in het bloed, Sarb. De Gave manifesteert zich meestal pas na het vierde levensjaar. Vanaf het moment dat de Gave zich heeft geopenbaard heeft de Drager twee keuzen. Hij of zij gebruikt de Gave om het Kwaad te bestrijden, of hij of zij dient de Duisternis." Sarb trekt zijn wenkbrauwen op en kijkt Nahal aan met een vragende blik. Nahal fronst diep en frunnikt aan zijn gewaad. " Dit klinkt misschien als een stomme vraag," zegt Sarb. " Maar wat gebeurt er met een Drager als hij zich afkeert van het ene en zich tot het andere wendt?" Nahal kucht ongemakkelijk. " Dan is hij of zij gedoemd om de Duisternis te dienen of te sterven!" Sarb knikt. " En wat is die Duisternis?" " Wil jij de korte versie of de lange?" vraagt Nahal. Sarb grijnst breed. " De meest duidelijke," antwoordt hij. Nahal zucht diep en kijkt Sarb lang aan. " De Duisternis is het ultieme Kwaad wat al onze levens bedreigt, Sarb. De Duisternis is ieders angst is een nachtmerrieverpakking. De Duisternis is hetgeen wat al onze levens in een oogwenk kan doen verschrompelen! De Duisternis is hetgeen wat ons allen nu bedreigt!" Sarb houdt zijn hoofd iets schuin en kijkt Nahal doordringend aan. " Hetgeen wat de Xittanen bedreigt zijn de Rasteka, Elf," zegt hij dan. " Het gaat hier niet om wie de Rasteks bedreigen, het gaat hier om wat zij vertegenwoordigen. En wat zij vertegenwoordigen zal diepe wonden op deze wereld, en in de harten van velen achterlaten." Sarb fronst diep en staart naar de Elf die hem aankijkt. " Wil jij nu beweren dat de Rasteka de Duisternis vertegenwoordigen? Hoe is dat mogelijk? Bezitten zij soms OproependeMagie? Zijn zij soms verbonden met de Demornen en de Sartirs die in de brandende Hellen van Uvanthar leven?" " Zij zijn meer met hen verbonden dan zij het zelf ooit zullen weten, Sarb," zegt Nahal met een diepe zucht. " Zij zijn er uit ontstaan!" Sarb kijkt Nahal aan en zijn hart slaat een slag over. " Er uit ontstaan," hijgt de Mog-Ur. " Hoe is dat in Ewarsti's Naam, mogelijk?" " Het is een lang verhaal, Mog-Ur," zegt Nahal. Sarb kijkt de Elf doordringend aan. " Het zou niet zo lang duren als jij niet voortdurend zou zeggen dat het een lang verhaal is," merkt hij droogjes op. Nahal kijkt Sarb met opgetrokken wenkbrauwen aan en schudt vervolgens zijn hoofd. " Jij hebt teveel tijd met Esva's doorgebracht, Sarb." " Niet genoeg tijd, Elf," zegt Sarb. Nahal schudt zijn hoofd opnieuw. " Luister naar mij, Elf," zegt Sarb. " Alex Esva is mijn vriend. Ik ken hem al sinds wij vijf Jartrons oud waren en ik zal hem nooit in de steek laten. Zijn vriendschap betekent mij meer dan het leven zelf! Ik weet dat Alex een inzicht heeft die meeste Xittanen als iets beschouwen als een Gift van de Duizend Sterren. Ik heb er vaak andere benamingen voor gehoord en ik weet ook dat Enimara dezelfde kracht bezit. Maar dat verandert niets aan het feit dat ik hun vriend ben. Als zij gezegend zijn door hun Goden dan is dat voor mij een teken hen bij te staan in wat hun Taak ook moge zijn. Zelfs als dat betekent dat ik tegen Demornen en Dohstrhan moet vechten." Nahal knikt en kijkt Sarb met heldere goudkleurige ogen aan. " En dat is nu precies hetgeen wat er gaat gebeuren, Sarb. Demonen en Duisternis zullen vrij over deze wereld lopen als de Duisteren hun zin krijgen en slagen in wat zij van plan zijn." Sarb kijkt naar Enimara en deze kijkt met een bedenkelijke blik naar Nahal. " Jij weet waar ik over praat, Cattriciër," zegt Nahal en hij gaat op een grote steen zitten. Enimara knikt langzaam. " Dit heeft te maken met hetgeen waar mijn moeder, Ara, het al Jartrons lang over heeft. De Komst van de Duisternis en de Ondergang en de Wedergeboorte van de Vier Werelden!" Nahal knikt." Er is slechts één persoon die dat kan volbrengen. Er is slechts één enkele persoon die de kracht heeft om de Vier Werelden te Herenigen. Die persoon is de Erfgenaam van de vier werelden, van de DrakenGordel." " De Mir-Dan," zegt Enimara fluisterend. " Wilt u soms beweren dat Alex de Mir-Dan is?" " Dat is iets wat nog bewezen moet worden, Enimara. Maar als ik gelijk heb, dan zal hij de volken van Xit bijelkaar weten te brengen en de Duisteren een halt toe roepen." Nahal sluit zijn ogen. " Als Alex Esva daadwerkelijk Amsir's zoon is dan maken wij een kans om dit alles te beëindigen en zo een einde te maken aan wat ons al sinds miljoenen jaren boven het hoofd hangt." " En hoe wilt u bewijzen dat Alex de Mir-Dan is?" vraagt Sarb. " Door hem het ZwaardRitueel te laten ondergaan," antwoordt Nahal. Sarb kijkt de Elf aan en schudt vervolgens zijn hoofd. " Ik weet bij Ewarsti niet waar jij het over hebt, Elf. Wat is het ZwaardRitueel?" Nahal schudt teleurgesteld zijn hoofd en zucht diep." Ik had er geen idee van dat de Oude Rituelen zo erg waren vergeten." Nahal kijkt Sarb en Enimara aan. " Volg mij," zegt hij dan.

 

KLIK HIER OM TERUG TE GAAN NAAR DE STARTPAGINA

 

KLIK HIER OM TERUG TE GAAN NAAR DE INHOUDSOPGAVE

 

Klik hier om naar hoofdstuk 4 te gaan