* HOOFDSTUK VIER *
De ruimte is overweldigend groot en Alex kijkt met grote ogen naar de schitterende witte pilaren die met, voor hem, onleesbare hieroglieven en tekenen bezaaid zijn. Hun witheid is bijna verblindend en de jonge Xittaan heeft het gevoel in de tijd te zijn teruggeworpen. " Wat...wat is dit voor een plek?"
" Jij weet het antwoord op die vraag, Jirytanuoi," zegt de Elfenvrouw die hem begeleidt. Alex knijpt in de brug van zijn neus en sluit zijn ogen. Kreunend zakt hij op zijn knieën. Een brandende pijn in zijn hoofd belemmert het hem om helder na te denken en hij heeft het gevoel dat zijn hele lichaam door withete vlammen omgeven wordt. Alles draait en tolt en de jonge Xittaan vecht tegen de welkome duisternis die hem gretig probeert te overspoelen. " Wat...wat gebeurt er met..met mij?" hijgt Alex. " Waarom zijn wij...zijn wij in de S'Dei-Auad'Ra? Waar zijn Xandra en....Nahal? En waar is mij...mijn..zoo..zoon?" Alex valt achterover en voelt dat zijn krachten razendsnel afnemen. " Xandra! Godin van de Winden! Mijn....mijn vrouw? Nee! Mijn moede....!" Alex zinkt weg in de duisternis, bezweet en rillend. " Bij de Goden!" roept de Elfenvrouw die hem begeleidt. " Haal Nahal!"
" Er bestaat geen enkele twijfel meer," zegt Nahal terwijl hij wat kruiden in een stenen beker gooit. Hij zucht en maalt de kruiden fijn met een vijzel. " Ik wacht al eeuwen op deze dag en nu de dag daar is voel ik mij niet meer op mijn gemak dan alle voorgaande dagen of eeuwen." " Hij sprak over Xandra, zijn vrouw, zijn moeder," Nahal knikt en glimlacht triest.
" Het dringt tot hem door dat hij zijn echte moeder niet kent. De Gave geeft hem teveel informatie en hij heeft moeite zijn gedachten te sorteren en te ordenen. Spijtig." " Hij noemde eveneens jouw naam, Nahal." Nahal fronst en kijkt de Elf naast hem aan. " Mijn naam? Weet jij dat zeker, Feh'Uari?" Feh'Uari knikt en schenkt zichzelf een beker met water in. " Ik denk dat wij er vanuit kunnen gaan dat de Gave sterk in hem aanwezig is," zegt hij vervolgens en neemt een slok. " De vraag is nu of hij daadwerkelijk de Mir-Dan is of slechts een krachtige Ridder van de Orde." " Jij twijfelt nog steeds?" vraagt Nahal, duidelijk teleurgesteld. Feh'Uari schudt zijn hoofd. " Ik twijfel niet, Nahal, ik ben ietwat sceptisch. Hoe lang is het geleden dat de Profetie is uitgesproken en hoe lang hebben wij al geen contact meer met degenen die de Profetie hebben uitgesproken? Ik ben gewoon rationeel en hecht niet al teveel waarde aan legenden. Ik wil geloven Nahal, maar er zullen harde feiten nodig zijn om mij te overtuigen!" Nahal zucht diep. " Het is lang geleden dat wij een groot volk waren, Feh'Uari. Langer dan de meesten van ons zich kunnen herinneren. Degenen die het zich herinneren weten dat er over en weer vele beschuldigingen zijn uitgesproken. De feiten die jij zoekt zal ik jou geven, maar ik vrees dat het tijd zal gaan kosten." " Tijd is misschien het enige wat wij niet hebben, Nahal," zegt Feh'Uari. " Hoeveel tijd is er al verstreken sinds de dood van Amsir? Zijn dood was de verdamping van het laatste restje hoop wat ons overbleef." Nahal schudt zijn hoofd. " Nee, Feh'Uari. Er is een andere hoop die ons rest. De Erfgenaam!" Feh'Uari zucht. " Ik hoop dat de Raad het met jouw mening eens is, Nahal. Het zou niet de eerste maal zijn dat zij jouw ideeën opzij schuiven." Nahal snuift. " De Raad is vaak even blind als een mol, die zich blindelings een weg graaft door onbekende grond!" Feh'Uari trekt zijn wenkbrauwen op en glimlacht. " Dat is een zeer kleurrijke vergelijking," zegt hij en kijkt over zijn schouder naar het bed waar de lange gestalte van Alex Esva ligt. " Ik zal jouw steunen als jij denkt dat hij Amsir Esva's zoon is, Nahal. Ik zal hem beschermen en mijn leven voor hem geven als het moet, maar neem het mij niet kwalijk als ik zekerheid wil." " Jij begint op Tarhaï te lijken, Feh'Uari," zegt Nahal met een glimlach. " Tarhaï heeft op een aantal punten vaak gelijk, en dat kan zelfs jij niet ontkennen, Nahal." Nahal knikt. " Etih," zegt hij. " Maar de S'Duaitanan nadert snel en er rest ons slechts nog weinig tijd. De Duisternis heeft zijn wortels geplant in de grond van de Groene Wereld en strijd zal onmogelijk uitgesloten kunnen blijven. Tenzij wij de Orde weten te herstellen zijn wij verloren!" " Bekijken jullie de zaken niet wat te pessimistisch?" vraagt Alex die zijn ogen opent. " Het zijn de Rasteks die Xit bedreigen en niet één of andere Duisternis!" Nahal glimlacht triest. " Wat kan jij over de Rasteks weten, jongen? Jij hebt hen niet geboren zien worden en hen niet de keuzes zien maken die hen hebben verdoemd en kwaadaardig hebben gemaakt!" " Ik weet waar zij toe in staat zijn!" zegt Alex fel. " Ik weet wat zij met Xit zullen doen zodra zij al het verzet de kop hebben ingedrukt. En ik zal het niet toestaan!" " Jij zult het niet toestaan?" vraagt Nahal. " En wat laat jou denken dat jij de Rastek kunt stoppen, jonge Esva?" " Het besef dat er duizenden Xittanen zijn die naar wraak en vergelding hunkeren!" bijt Alex Nahal toe. Nahal knikt zuchtend. " Daar zul jij gelijk in hebben, jongen. Er zullen ongetwijfeld duizenden Xittanen nog vrij rond lopen, op zoek naar vergelding voor wat hen is aangedaan. Maar zolang zij niet herenigd worden zullen zij niets uit kunnen richten tegen hetgeen wat hen bedreigt!" " Onder het mom van samen staan wij sterk? Laat mij niet lachen. Ik ben het er mee eens dat men samen sterker staat. Maar de meeste Xittanen zijn versuft en geschokt door de ongeprovoceerde aanval van de Rasteks en zij zijn nu opzoek naar iemand die de leiding op zich zal nemen."
" En jij bent in staat de leiding te geven die zij zoeken?" vraagt Nahal. Alex haalt zijn schouders op. " Iemand moet het doen, Opa!" zegt hij. Nahal glimlacht op een manier die Alex koude rillingen bezorgt. " Ik geef jou gelijk dat de Xittanen iemand nodig hebben die hen leidt, Alex Esva. En uiteindelijk zul jij het zijn die de taak opgelegt zal krijgen, maar tot die tijd zul jij hen moeten laten doen wat zij denken dat zij moeten doen! Wat op dit moment belangerijk is is jouw opleiding!" Alex kijkt Nahal aan. " Mijn wat?" De jongen schudt zijn hoofd en wil opstaan. " Ik heb geen tijd voor een opleiding! Ik moet de Xittanen helpe...." Alex wankelt en valt terug op het bed. Zwarte vlekken dansen voor zijn ogen en een duizeligheid en misselijkheid overspoelen hem. De jongen hapt naar adem. " Oké," hijgt hij. " Ik blijf nog even." Nahal glimlacht en giet wat wijn bij de fijn gemaalde kruiden. Hij overhandigt Alex de kom en knikt de jongen aansporend toe.
" Drink, het zal jou helpen jouw warhoofd op orde te stellen."
Alex kijkt Nahal argwanend aan maar drinkt de kom vervolgens leeg. Hij onderdrukt de neiging te kokhalzen en hij werpt Nahal een verwijtende blik toe. " Probeer jij mij te vergiftigen? Bij de Goden!" Nahal glimlacht slechts en neemt de kom van Alex aan. Hij schenkt hem opnieuw vol met wijn en geeft hem terug aan Alex. " Rustig opdrinken en blijven liggen," zegt hij. Alex haalt diep adem en drinkt met rustige teugen de beker leeg. Hij is verrast door de zoete smaak en de frisheid van de wijn en hij bemerkt dat hij het zelfs lekker vindt. Hij kijkt over de rand van de beker naar Nahal en deze glimlacht.
" Lekker?" vraagt de Elf. Alex knikt. " Dit moet de befaamde Honingwijn zijn, nietwaar?" Nahal knikt. " De lessen van Ara zijn jou dus toch bijgebleven. Dat is heel goed, jonge Esva. Probeer wat te slapen. Het wordt morgen een lange en zeer vermoeiende dag. Ik zal jouw vrienden naar jou toesturen."
" U kent Ara?" vraagt Alex verbaast. Nahal kijkt hem aan en glimlacht. " Zij is een Oude Wijze, evenals ik dat ben, jonge Esva. De Oude Wijzen kennen elkaar evengoed als zij de wereld van Xit kennen." Alex tuit zijn lippen en fronst. " Ik heb altijd geweten dat de moeder van Kleine op een of andere manier bijzonder was," mompelt hij. Nahal glimlacht. " Zij is minder bijzonder dan jij, Alex Esva," zegt hij. De Elf kijkt Alex lang aan en loopt vervolgens weg. Alex fronst en zoekt vervolgens zijn buidel die hij aan zijn gordel vindt. Hij begint een sigaret te rollen, steekt deze tussen zijn lippen en steekt hem op met de kaars langs zijn bed. Hij zucht diep en neemt een trek van zijn sigaret terwijl hij de ovale kamer bekijkt. Bij de deur ontdekt hij vreemde tekens en hij fronst. Alex staat op, loopt naar de deur toe en buigt zich iets voorover om de tekens beter te kunnen bekijken. " Runen?" vraagt hij aanzichzelf. " Draghissua....Jikri....." Alex buigt zich verder voorover. " Jikri'Imana Draghissua." Alex's wenkbrauwen schieten omhoog. " De Orde van de Draak?" " Ik wist niet dat jij ElfenTaal sprak," klinkt het. Alex richt zich op en kijkt de jonge vrouw in de deuropening aan. " Ik eerlijk gezegt ook niet, maar ik kan het lezen," antwoordt hij. " En wie ben jij?" De jonge vrouw glimlacht en kijkt Alex aan met haar goudkleurige ogen die lijken te gloeien in het kaarslicht. " Mijn naam is Tarhaï K'Ata'Nahan. Jij moet Alex Esva zijn." Alex glimlacht en maakt een hoffelijke buiging. " Ik ben hem," zegt hij met een brede grijns. Hij draait zich om en loopt terug naar het bed. " Wat kan ik voor jou doen?" vraagt hij. " Ik kwam even naar jou kijken. Nahal vermoedde al dat jij niet in bed zou blijven liggen." Alex grinnikt. " Het is alsof hij mij kent," zegt hij. " Ik ben nieuwsschierig. Het gebreurt mij niet elke dag dat ik wezens uit oude Mythen en Legenden tegenkom." " Worden de Ithani zo bekeken? Als oude Mythische Wezens?" vraagt Tarhaï. Alex haalt zijn schouders op. " Daar weet ik het antwoordt niet op. Wat ik wel weet is dat geen Xittaan ooit een Ithani gezien heeft." Alex trekt zijn shirt aan en een golf van duizeligheid overspoelt hem. Hij schudt zijn hoofd en laat zich langzaam op bed zakken. " Vervloekt," kreunt hij. " Nahal heeft jou gezegt dat jij moest blijven liggen, Jirytanuoi," zegt Tarhaï. Alex zucht. " Hou op mij een Stervelijke te noemen, Ithani! Noem mij bij mijn naam." Tarhaï glimlacht. " Zoals jij wenst, Alex Esva. Geef mij jouw kleding." Alex trekt zijn wenkbrauwen op. " Pardon?" vraagt hij. " Jouw kleding," herhaalt Tarhaï. " Tijdens jouw trainig zul jij die niet nodig hebben." Zij wenkt naar de twee Elfenvrouwen die buiten wachten. Zij dragen grote schalen met dampend water en over hun armen hangt kleding. " Vandaag zul jij gezuiverd worden en morgen zal jouw opleiding beginnen." " Dat bedoelde die ouwe dus met lange vermoeiende dag," zegt Alex. Hij schudt zijn hoofd en begint zich van zijn kleding te ontdoen. Zonder enig spoor van schaamte kleedt hij zich helemaal uit en overhandigt Tarhaï zijn kleding. Tarhaï laat haar ogen even vluchtig over zijn lichaam glijden en draait zich dan om. Alex glimlacht en de twee Elfenvrouwen zetten de schalen met water op de tafel neer, dompelen er sponzen in en beginnen Alex te wassen. " Kun jij mij vertellen wat mij morgen te wachten staat?" vraagt Alex aan Tarhaï. " Nee," antwoodt de Elfenvrouw. " De training is alleen bij de Oude Wijze bekend." " Dan heb ik een andere vraag. Moet ik op mijn kamer blijven of is het mij toegestaan rond te wandelen?" " Als jij jouzelf fit genoeg voelt om te wandelen dat is dat toegestaan," antwoordt Tarhaï. " Als jij jouzelf sterk genoeg acht te wandelen dan zal ik jou begeleiden." " Ik zou het op prijs stellen," zegt Alex. " Al is het alleen maar om Enimara en Sarb even te zien." " Jouw vrienden," zegt Tarhaï op een bijna goedkeurende manier. Alex kijkt haar vragend aan. " Zij zijn een Cattriciër en Mog-Ur," zegt Alex. " Waarom keur jij het goed?" Tarhaï kijkt Alex aan, onderzoekend en op een bijna beledigde manier. Vervolgens glimlacht zij. " Het spijt mij," zegt zij. " Het is niet mijn bedoelling om het goed of af te keuren. Het is een vreemd gezelschap voor een Xittaan. Maar tevens is het een goed iets." Alex haalt zijn schouders op. " Je spreekt in raadsels, Elf." Tarhaï glimlacht. " Op een vraag zal altijd een antwoord volgen. Het is aan de persoon die de vraag gesteld heeft of het antwoord begrepen wordt." " Als jullie allemaal zo praten is de kans groot dat ik de hoop ga opgeven," zucht Alex. " Evenals Nahal?" vraagt Tarhaï. Alex kijkt haar met opgetrokken wenkbrauwen aan. De Elfenvrouw glimlacht. " Nahal had de hoop opgegeven dat er ooit nog een sprankje hoop aan de sterrenloze hemel zou verschijnen. Maar op een dag sprak een Mog-Ur hem toe en liet hem inzien dat er altijd hoop is." Tarhaï schudt haar hoofd. " Het spijt mij. Ik wijk van het onderwerp af. Ik keur jouw vrienden niet goed en ik keur hen ook niet af. Maar het is een feit dat zij, net als jij, over bijzondere Gaven bezitten." Alex kijkt de jonge Elfenvrouw aan en pakt het leren zakje beet wat om zijn hals hangt. Tarhaï knikt bijna goedkeurend en Alex knikt vervolgens begrijpend. " Het Oog van de Draak," zegt hij. " Ik heb altijd gedacht dat het een legende was. Maar het is dus de waarheid. Ik ben met deze hanger in mijn handen geboren." Tarhaï knikt opnieuw. " Al het leven is voorbestemd om het juiste pad of het verkeerde pad te volgen. In het begin, als een Ridder van de Orde van de Draak geboren wordt, is het Oog van de Draak kleurloos, omdat men nog geen keuze heeft gemaakt. Op de vierde levensjaar krijgt de Parel kleur. Het zij groen, rood, geel of blauw of, en dat is de meest gevaarlijke kleur, paars.
Kun jij jou herinneren welke kleur jouw Oog van de Draak had?" Alex knikt. " Dat kan ik. Maar het was niet een van de kleuren die jij opnoemde. Hij was Goud van kleur." Tarhaï glimlacht tevreden. " Dat verwachtte ik al, Alex Esva. Ara had het bij het juiste eind toen zij hier was. De Erfgenaam is geboren en is nu bij ons. De Zoon van de Machtige Amsir, de Draak, Esva is tot ons gekomen." " Het werd ook tijd dat hij tot ons kwam! Hij heeft er zijn tijd voor genomen!" Alex kijkt langs Tarhaï naar de Elf met de grijze haren die hem aankijkt. Nahal stapt de kamer in en gebaart Alex te gaan zitten. " Neem mij niet kwalijk, Alex Esva. Misschien is het juist dat jij nu pas naar ons toekomt. Als jij eerder was gekomen was jij nu in de handen van de Duistere gevallen en was alles nu voorgoed verloren geweest." Alex wil Nahal een vraag stellen maar plots schieten er beelden aan zijn ogen voorbij. Beelden van een gruwelijk wezen met felle gele ogen en lange witte haren. De jongen laat zijn adem sissend ontsnappen en zijn vuisten ballen zich krampachtig samen. " Antrax!" sist hij woedend. " De Verbreker van Verdragen en Verbonden. De bastaard heeft mijn stad in de as laten leggen! Is hij...is hij de Duistere?" " Zijn hart is dor en verweekt," zegt Nahal. " Zijn plannen zullen de ondergang van Xit betekenen. Maar op de vraag of hij de Duistere is kan ik jou helaas geen antwoordt geven, Alex Esva. Niemand weet wie de Duistere is en niemand heeft hem ooit gezien en het overleefd." Alex hapt naar adem en zijn hart slaat een slag over. " Mijn moeder," hijgt hij. " Zij weet wie het is! En zij is in handen van Antrax! Ik moet haar redden!" Nahal legt een hand op Alex's arm. " Als jij nu gaat en haar probeert te redden zul jij sterven, Alex Esva," zegt hij. Alex kijkt de Elf fel aan. " Een dag niet gevochten is een dag niet geleefd!" bijt de jongen Nahal toe. " Als zij sterft zullen alle Xittanen de hoop opgeven en zich onder de voet laten lopen door de Rasteks! Wat voor zin heeft het voor iets te vechten als hetgeen waarvoor men vecht er niet meer is, Nahal? Ik zal mijn leven geven voor Xit, maar dan moet er nog wel een Xit zijn om voor te vechten! Mijn moeder representeert dat en dat is de reden waarom ik haar ga halen! Als die vrouw mij niet had gezegd hiernaartoe te gaan had ik haar al bevrijd kunnen hebben!" Nahal kijkt de jongen met een ruk aan. " Welke vrouw?" vraagt hij. Alex haalt diep adem en haalt zijn schouders op. " Ik ken haar niet, Nahal," antwoordt hij. " Zij beweerde mijn moeder te zijn." Nahal knikt langzaam. " En zij was omgeven door Duisteren, nietwaar?" vraagt hij. Alex haalt zijn schouders op. " Als jij daarmee op Rasteks duidt dan is het antwoordt ja," zegt de jongen. " Maar wat heeft dat ermee te maken?" Nahal schudt zijn hoofd en Alex bemerkt dat de Elf verwart is en tevens onrustig. " Is er soms iets wat je mij niet durft te vertellen?" vraagt Alex terwijl hij naar de tafel loopt en twee bekers vult met honingwijn. Hij loopt terug en geeft Nahal één van de bekers en gaat zelf tegenover de Elf zitten. Nahal haalt diep adem en kijkt Alex aan. " Ik weet niet of jij mijn verhaal wilt horen, Alex," zegt hij.
Alex glimlacht. " Luister, Nahal. Ik besef dat jullie denken dat ik bijzondere Gaven heb en ik wil niemand teleurstellen, maar er zijn dingen die mij belangerijker zijn dan het leren omgaan met Gaven waarvan ik niet eens wist dat ik ze bezit. Ik wil leren ermee om te gaan en ik zal leren ermee om te gaan. Maar er zijn andere dingen die belangrijk zijn voor mij. Het leren omgaan met Gaven staat bij mij niet bovenaan zolang de Rasteks op Xit zijn en diens bewoners vernederen en opsluiten alsof zij slaven zijn." Nahal zucht. " Ik begrijp jouw standpunt heel goed, Alex," zegt hij. Hij kijkt naar Tarhaï en deze knikt. " Ik zal een groep samenstellen en de paarden zadelen," zegt zij en loopt weg. Nahal kijkt Alex weer aan. " Beloof mij dat jij zult terugkomen om aan jouw opleiding te beginnen, Alex Esva," zegt hij. Alex knikt. " Ik zal terug komen," zegt hij. " Die belofte geef ik jou. Dan kun jij mij overtuigen waarom ik de opleiding moet volgen en mij overtuigen dat ik hetgeen ben wat jullie denken dat ik ben." Nahal tuit zijn lippen, fronst en staat dan vervolgens op. " Kom mee," zegt hij. " Het is tijd dat jij jouw erfenis opeist!"
KLIK HIER OM TERUG TE GAAN NAAR DE STARTPAGINA
KLIK HIER OM TERUG TE GAAN NAAR DE INHOUDSOPGAVE
Klik hier om naar hoofdstuk 5 te gaan